2. Positief of negatief advies
Een tweede misverstand is dat de ondernemingsraad alleen positief of negatief kan adviseren. Het formele adviesrecht, vastgelegd in WOR artikel 25, stelt inderdaad dat de or positief of negatief adviseert. Maar de praktijk is vaak heel wat gecompliceerder en dan ligt een eenduidig ja of nee niet voor de hand. Bovendien kan de bestuurder een negatief advies naast zich neerleggen, het voorgenomen besluit een maand opschorten en, als de OR niet in beroep gaat, het toch uitvoeren.
Het idee dat een negatief advies van de OR een stevige uitspraak is, kan dus anders uitpakken dan bedoeld. Want de OR kan dan buitenspel komen te staan, ook als er echt een inhoudelijk advies met argumenten ligt. Natuurlijk kan de OR naar de Ondernemingskamer stappen, maar deze stap is voor veel ondernemingsraden niet eenvoudig.
Een positief advies hoeft niet automatisch te betekenen dat de argumenten van de OR door de bestuurder gebruikt worden. Een advies waarin de termen positief/negatief vermeden worden en de OR een stevig inhoudelijk verhaal neerzet, kan de onderhandelingspositie daarentegen versterken.
3. Genoegen nemen met de adviesaanvraag
De derde misvatting is dat de ondernemingsraad met de ontvangen adviesaanvraag aan de slag moet. Zodra de ondernemingsraad hiermee aan de slag gaat, gaat de formele adviesprocedure in en is er geen weg meer terug.
Om die reden is een analyse en toetsing van de inhoud aan de vereisten van de WOR van groot belang. Zoals het nagaan of de beweegredenen, de gevolgen voor het personeel en de maatregelen om die op te vangen omschreven worden conform art. 25.3. zijn. Want juist die aspecten zijn van groot belang voor de ondernemingsraad. Aan bepaalde besluiten zal niet altijd te tornen zijn, maar wel wat er dan vervolgens gedaan wordt voor het personeel. Soms is er dan ook sprake van het instemmingsrecht.
In grotere organisaties zullen deze belangrijke adviesaanvragen waarschijnlijk door een jurist geschreven of geadviseerd zijn. Dan moet de OR toch kritisch blijven en voor de analyse zelf een deskundige uitnodigen. Maar in veel situaties is het de bestuurder zelf, al dan niet met steun van HR, die de adviesaanvraag schrijft; daarbij worden de WOR en de van toepassing zijnde cao niet altijd geraadpleegd.
In iedere adviesaanvraag moet duidelijk omschreven zijn waarover de OR precies om advies wordt gevraagd. Terugsturen ‘mag’ dus.
4. Timing en tijdig handelen tijdens de adviesprocedure
Het vierde misverstand gaat over de timing. Meer dan eens hangt de formele adviesaanvraag al tijden in de lucht. En het is verkeerd om te veronderstellen dat de OR dit moment moet afwachten. Een ondernemingsraad die invloed wil, weet zich een positie te krijgen in een eerdere fase van het besluitvormingsproces.
Zo nemen bestuurders over het algemeen de ‘grote’ besluiten niet alleen maar in overleg met hun management en de Raad van Commissarissen. Vaak kan de RvC ook een belangrijke aanjager en initiatiefnemer voor de strategische besluitvorming zijn. De WOR schrijft in artikel 24.2 voor dat er minimaal tweemaal per jaar een overlegvergadering met aanwezigheid van het toezicht is, waarbij de toekomstplannen en de te verwachte advies- en instemmingsaanvragen aan de orde komen.
Uiteraard mag een ondernemingsraad zelf ook contact zoeken met het toezicht en een eigen onderzoek starten.
5. Raadplegen van de achterban
Het vijfde en laatste misverstand is dat de adviesaanvraag ‘geheim’ is en de achterban niet geraadpleegd mag worden. Dat laatste kan juist van groot belang zijn.
Wat is de mening van de rechter?
De beslissingen van de rechtbank over het adviesrecht van de OR is helder: een ondernemingsraad dient de tijd en faciliteiten te krijgen om een eigen oordeel te vellen. Het hoofd koel houden dus, en ook in roerige tijden bij een voorgenomen (gedeeltelijke) verkoop hieraan vasthouden.